Traditie is een manier om een set vermeend authentieke gebruiken vast te leggen, letterlijk te conserveren. Op die manier zou er een ononderbroken band met een (gezamenlijk) verleden van een groep moeten ontstaan, of dat nu een volk, stam of familie is. Veel tradities die we als eeuwenoud beschouwen zijn vaak niet zo oud als we denken en bewust gecreëerd om macht te consolideren of verandering tegen te gaan. Ook in architectuur en design zijn tradities ontstaan, ideeën over wat de juiste manier is om deze toegepaste kunsten uit te oefenen.
In 1907 werd in Duitsland de Deutscher Werkbund opgericht, een vereniging van Duitse ontwerpers, architecten en fabrikanten. Dit verbond was bedoeld om de Duitse industrie competitief te laten zijn met Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Het probeerde begrippen als technologische efficiency, wetenschappelijke objectiviteit en economische winstgevendheid te vertalen naar vormgeving. Het Bauhaus vloeide hieruit voort.
Dit alles betekende vaak een radicale breuk met het verleden. Die uitte zich in de vormentaal, het materiaalgebruik en ideeën over leefwijze. Ornamenten werden verworpen, vormen werden vereenvoudigd en alles moest licht en open zijn. Deze manier van ontwerpen werd de basis van moderne vormgeving.
Bodo Rasch junior was altijd al wars van traditionele architectuur. Zijn vader en oom experimenteerden al met niet-traditionele architectuur en waren onderdeel van de Werkbund. Toen Dr. Rasch zelf architectuur ging studeren, vond hij het eigenlijk maar niks, maar hij ontdekte de studio van de architect Frei Otto en hij was gelijk verkocht. Rasch werd een student van Otto en ontwikkelde zich tot zijn protegé. Zij experimenteerden samen en creëerden een andere manier om moderne architectuur te bedrijven, met de natuur en haar principes als basis. Rationaliteit werd hier niet uitgedrukt in basale geometrie, maar in complexe structuren die ontstaan uit de meest ideale manier om krachten te verdelen.
Bauhaus
Het Bauhaus was in de eerste plaats een school opgericht door Walter Gropius in 1919 in de Duitse stad Weimar. De naam is een synoniem geworden voor Europees Modernisme en het symbool van een internationale ontwerptraditie. Binnen de school werden de ambachten en beeldende kunst in lijn gebracht met nieuwe ideeën over industrialisatie en massaproductie. Het ging daarbij in feite om het educatief vastleggen van de gesprekken die door ontwerpers werden gevoerd in de Deutsche Werkbund, een organisatie die Duitse ontwerpers en de Duitse industrie samenbracht.
Voor veel kunstenaars vormden de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog een radicale breuk met het verleden en ze zochten daarom naar manieren om een nieuwe wereld te bouwen. De oprichting van het Bauhaus in 1919 kan daar niet los van gezien worden. Dezelfde middelen die van de Eerste Wereldoorlog zo’n gigantisch slagveld hadden gemaakt (industrialisatie en massaproductie, in dit geval van wapens) werden ironisch genoeg gezien als de middelen die de mens ook konden bevrijden van de rigide structuren en tradities van het verleden.
Eenvoud, efficiëntie en essentie waren kernwoorden bij het Bauhaus die voor een heldere, functionele vormgeving moesten zorgen. Weg met de donkere, zware ballast van het verleden. Openheid en licht waren het devies. Alleen zo zou een nieuwe verlichte wereld kunnen ontstaan. Dit werd de vormgevingstaal van de moderniteit. Een internationale taal, die dwars door natiestaten heen ging.
Toch was niet iedereen gecharmeerd van deze ideeën en de praktijken die daaruit voortvloeiden. In 1925 verhuisde het Bauhaus naar de stad Dessau, omdat de gemeente Weimar schoon genoeg had van de klachten over bandeloosheid. In Dessau werd een nieuw schoolgebouw neergezet gebaseerd op Bauhaus-principes. In 1928 vertrok Gropius als directeur en werd de zeer socialistische architect Hannes Meyer directeur. In 1930 moest de radicale Meyer het veld ruimen. Hij werd ontslagen door de burgemeester van Dessau. Architect Ludwig Mies van der Rohe werd directeur, maar de nazi’s sloten de school in 1931. Van der Rohe opende een privéschool in 1932 in Berlijn, maar die werd een jaar later alweer gesloten door de Gestapo.
De leraren van het Bauhaus zwermden uit over de hele wereld en gingen lesgeven op universiteiten en academies. Zo verspreidde ook het gedachtegoed van het Bauhaus zich en werd zelf een traditie. In 2024 viel de extreemrechtse Duitse partij AfD vieringen rondom het Bauhaus aan, omdat ze vonden dat het anti traditioneel was.
Frei Otto
Frei Otto (1925-2019) deed zijn naam eer aan. Hij bedreef architectuur op een vrije manier. Vrij van traditie, vrij van dogma. Toen Dr. Rasch als jonge architectuurstudent midden jaren 60 het atelier van Otto in Stuttgart binnenliep om aan een zomerbaantje te beginnen als gipsmodelleur, wist hij niet wat hem overkwam. Hier werd architectuur op een andere manier benaderd: experimenteel, wetenschappelijk, interdisciplinair. Dr. Rasch was teleurgesteld geraakt in zijn architectuurstudie. Hij vond het maar gezapig. Maar hier in de studio van Frei, om de hoek van zijn academie, vond hij wat hij zocht. Het was het begin van een levenslange samenwerking en vriendschap.
Otto was gespecialiseerd in gespannen structuren, waarmee op een lichtgewicht manier enorme overspanningen konden worden gecreëerd. Zijn ideaal was om met een minimum aan materiaal en zo weinig mogelijk energie te bouwen. Hij experimenteerde met vliesjes van zeepsop om te onderzoeken hoe de natuur de krachten verdeelde in bepaalde structuren. Deze experimenten resulteerden in een organische architectuur met vertakkingen en golvende oppervlaktes. In Otto’s visie gaf je niet vorm, maar vond je die. In zijn studio werkten verschillende disciplines samen, van wiskundigen tot paleontologen. Computers deden al heel vroeg hun intrede in zijn studio en maakten nog complexere geometrieën mogelijk.
Otto was een innovator en pionier in civiele techniek. Hij richtte in 1964 het Institut für Leichte Flächentragwerke op aan de universiteit van Stuttgart en bleef tot zijn pensionering daaraan verbonden als professor. Zijn bekendste ontwerp is misschien wel het dak van het Olympisch stadion voor de Olympische Spelen van 1972 in München. De architect van het complex, Günter Behnisch, had zich laten inspireren door het Duitse paviljoen op de wereldexpo in Montreal van 1972, dat was ontworpen door Frei Otto. Nadat Behnisch de competitie voor het ontwerp van het stadion had gewonnen, besloot hij Otto erbij te halen om het dak te ontwerpen.
In 2015 kreeg Frei Otto de Pritzker Achitecture Prize, de hoogste onderscheiding in de architectuurwereld. Hij zou worden aangekondigd als de winnaar van de prijs op 23 maart van dat jaar, maar Otto overleed op 9 maart. Hij was de tweede Duitse ontvanger van de prijs ooit.
Heinz en Bodo Rasch
De broers Heinz (1902-1996) en Bodo Rasch (1903 – 1995), de oom en vader van Dr. Rasch, hielden zich met hun gezamenlijke bedrijf bezig met architectuur, meubelontwerp en standbouw. Hun samenwerking was maar van korte duur (1926 – 1930), maar ze behoorden samen tot de Duitse avantgarde van ontwerpers. Ze waren dol op experimenteren en hun favoriete object om mee te experimenteren was de stoel. Ze schreven zelfs een standaardwerk over het meubel ‘Der Stuhl’ (de stoel) in 1927. De zwevende stoel was hun ideaal en ze ontwierpen verschillende modellen. Met hun meubilair richtten ze twee woningen in van de modernistische modelwijk “Weissenhofsiedlung” in 1927 in Stuttgart. De experimentele wijk was een ook een tentoonstelling van het moderne bouwen en de grote namen van die tijd zoals Walter Gropius, Ludwig Mies van der Rohe, Mart Stam en anderen waren betrokken. Na 1930 gingen de broers Rasch ieder hun eigen weg. De vader van Dr. Rasch bleef werken aan zijn fascinatie voor hangende en opblaasbare gebouwen die in het stadium van plannen zijn blijven steken.
Weissenhofsiedlung
In 1924 ontstond in Stuttgart het idee voor een nieuwe woonwijk waarbij de Deutsche Werkbund afdeling van de deelstaat Württemberg een grote rol zou nemen. De architect Ludwig Mies van der Rohe werd aangesteld als artistiek directeur en hij selecteerde 17 architecten. De geselecteerde architecten waren de sterren van de modernistische architectuur: Walter Gropius, Le Corbusier, J.J.P. Oud, Mart Stam etc. Samen stampten zij een wijk met 21 gebouwen uit de grond die laatste stand van zaken in de modernistische architectuur moest tonen. De Weissenhofsiedlung opende in 1927 en werd meteen verguisd door de lokale pers en de inwoners van Stuttgart. Ze vonden die veelal witte gebouwen met hun platte daken wezensvreemd aan de omgeving. In de pers werd de wijk “Das Araberdorf” genoemd, het Arabierendorp. Het leek volgens hen meer op een wijk in Tunesië of Marokko dan een Duitse wijk in Stuttgart. De Nazi’s maakten daar later weer gretig gebruik van door ansichtkaarten te maken van de wijk waar ze kamelen en Arabische mensen in hadden gemonteerd. Een deel van de wijk overleefde de geallieerde bombardementen in de Tweede Wereldoorlog niet en werd gesloopt Bodo Rasch, de vader van Dr. Rasch, zette zich voor behoud en restauratie van de gebouwen die het hadden overleefd. Hij en zijn broer waren betrokken geweest bij de inrichting van twee woningen in 1927. Mede dankzij zijn inzet werd de wijk in 1956 een beschermd gebied. In 2006 werd het huis dat door Le Corbusier was ontworpen een museum en 2016 werd het huis uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed.