“De natuur bestaat niet meer – die andere wereld, die geen zakendoen en kunst en ontbijt is, is nu geen andere wereld meer, en er is niets meer buiten onszelf alleen.”
– Bill McKibben, auteur en milieuactivist, 1989.[1]
De gevolgen van menselijk handelen op de natuur werden lang vooral op lokale schaal waargenomen. Het beeld van het klimaat als een globaal en complex systeem won vanaf de 20e eeuw sterk aan invloed. Dit was deels te danken aan de opkomst van de moderne klimaatwetenschap.[2]
In het jaar 2000 verklaarde de Nederlandse wetenschapper Paul Crutzen, samen met zijn collega Eugene Stoermer, dat er een heel nieuw geologisch tijdperk was aangebroken: het Antropoceen.[3] De mensheid heeft nu zo’n grote invloed op alle natuurlijke processen van de aarde, stelden Crutzen en Stoermer, dat onze soort zélf een geologische kracht van betekenis is geworden.[4]
In korte tijd heeft de mensheid de aarde ingrijpend veranderd. Met name na de Tweede Wereldoorlog vond er een “Grote Versnelling” plaats. De wereldbevolking groeide explosief. Met stijgende consumptie en welvaart steeg ook de druk op de ecosystemen van de aarde. Klimaatverandering, bodemverslechtering, vervuiling en verlies aan biodiversiteit vormen samen inmiddels een ingewikkeld, wereldwijd en razendsnel ontsporend probleem.
Geo-engineers tegen wil en dank
Met indrukwekkende luchtfoto’s legt de Canadese fotograaf Edward Burtynsky het menselijk ingrijpen op de aarde vast. De traditionele rijstterrassen in China laten zien dat mensen al eeuwen proberen om het landschap voor hen te laten werken. Dat ingrijpen gebeurt inmiddels op een onvoorstelbare schaal, in alle landschappen en op alle mogelijke manieren. Enorme graafmachines graven in Duitsland naar bruinkool; in China worden oesters, mosselen en garnalen gekweekt in uitgestrekte drijvende boerderijen. Ook ‘groene’ technologieën, zoals een energiecentrale op geconcentreerd zonlicht in Spanje, vereisen grote hoeveelheden land en materiaal.
De opkomst van de klimaatwetenschap
De oud-Griekse filosoof Parmenides schreef dat de aarde te verdelen was in vijf gelijke zones, die hij klimata noemde. De zones in het noorden en zuiden waren te koud, die rond de evenaar te heet. Daar tussenin, waar Griekenland zich bevond, was het weer precies goed. In de Renaissance merkten Europese zeevaarders echter dat de klimaten van de wereld veel diverser waren. Later konden wetenschappers met nieuwe meetinstrumenten de weersomstandigheden preciezer vastleggen.[5] Dit proces versterkte vanaf de 17e en 18e eeuw het idee dat het klimaat meetbaar was, en misschien door mensen beïnvloed kon worden.[6]
De aarde als systeem
Ook ons huidige, globale beeld van het klimaat heeft een geschiedenis. In 1856 ontdekte de Amerikaanse Eunice Foote dat CO2 warmte vasthoudt.[7] Veertig jaar later berekende de Zweedse chemicus Arrhenius dat het verbranden van steenkool het klimaat zou opwarmen. Nog later leverden wereldwijde data en computermodellen hiervoor het wetenschappelijke bewijs. In de jaren 70 ontstond de moderne westerse milieubeweging. Er verschenen invloedrijke publicaties, die de zorgen om ‘het milieu’ aanwakkerden – een fragiel systeem dat tegen de mens beschermd moest worden.
Tijdlijn van het Antropoceen
Kunnen we het Antropoceen echt tot officieel geologisch tijdvak verklaren? In 2009 werd de Antropoceen-Werkgroep (AWG) opgericht om dit te onderzoeken.[8] Die adviseerde onlangs om het midden van de Twintigste eeuw als beginpunt van dit tijdperk te markeren: vanaf dat moment zijn er radioactieve sporen van nucleaire tests in de grond te vinden.[9] Anderen zien de opkomst van de stoommachine, het ontstaan van de landbouw of het temmen van het vuur in de prehistorie als het begin.[10] Weer anderen maken bezwaar tegen het Antropoceen als concept. Volgens hen is de mens geen éénvormige natuurkracht, maar heeft vooral de kapitalistische economie zo’n enorme impact op de aarde.[11]
Bronnen
[1] “There’s no such thing as nature anymore — that other world that isn’t business and art and breakfast is now not another world, and there is nothing except us alone.” Bill McKibben, “From The End of Nature,” in The Global Warming Reader: A Century of Writing about Climate Change, red. Bill McKibben (New York, N.Y.: Penguin Books, 2012), Deel III, Hoofdstuk 1.
[2] Paul Warde, Libby Robin, and Sverker Sörlin, The Environment: A History of the Idea (Baltimore, Maryland: John Hopkins University Press, 2018).174-181.
[3] Erle C. Ellis, Anthropocene: A Very Short Introduction, First edition, Very Short Introductions (Oxford, United Kingdom ; New York: Oxford University Press, 2018).
[4] Paul J. Crutzen and Eugene F. Stoermer, “The ‘Anthropocene’ (2000),” in The Global Warming Reader: A Century of Writing about Climate Change, ed. Bill McKibben (New York, N.Y.: Penguin Books, 2012), Part I, Chapter 7.
[5] Mike Hulme, Why We Disagree about Climate Change: Understanding Controversy, Inaction and Opportunity (Cambridge, UK ; New York: Cambridge University Press, 2009). Zie ook: Peter Frankopan, The Earth Transformed: An Untold History, paperback (London: Bloomsbury Publishing, 2023).
[6] James Rodger Fleming, Fixing the Sky: The Checkered History of Weather and Climate Control, Columbia Studies in International and Global History (New York: Columbia University Press, 2010), pp. 51-52.
[7] A. J. Dolman, Carbon Dioxide through the Ages: From Wild Spirit to Climate Culprit (Oxford ; New York, NY: Oxford University Press, 2023).
[8] Erle C. Ellis, Anthropocene: A Very Short Introduction, First edition, Very Short Introductions (Oxford, United Kingdom ; New York: Oxford University Press, 2018).
[9] Executive Summary: The Anthropocene Epoch and Crawfordian Age: proposals by the Anthropocene Working Group (eartharxiv.org)
[10] Erle C. Ellis, Anthropocene.
[11] Zie bijvoorbeeld: Jason W. Moore, red., Anthropocene or Capitalocene? Nature, History, and the Crisis of Capitalism, Kairos (Oakland, CA: PM Press, 2016).