Broedmachines als attracties
Thijs Gras is historicus en ambulanceverpleegkundige. Eerder schreef hij diverse boeken over de geschiedenis van de ambulancezorg, maar hij heeft ook een fascinatie voor de geschiedenis van couveuses. Speciaal voor de Derde Verdieping schreef hij binnen het thema van de tentoonstelling Vrouwen als technologie een artikel over de geschiedenis van ‘broedmachines als attracties’.
Een kindje in een couveuse vindt (bijna) iedereen schattig, vooral als het een kindje van een ander is en je geen weet hebt van de misschien kritische medische situatie. Tegenwoordig moet je naar een ziekenhuis om couveuses te zien. Dat is voorbehouden aan ouders en naaste familie. Maar tussen 1890 en 1914 kon iedereen op wereldtentoonstellingen of in attractieparken te vroeg geboren baby’s in couveuses bewonderen. Dat was leerzaam en wekte liefderijke gevoelens op. Bovendien betaalde men entree om te mogen kijken. Daarmee droeg het publiek bij aan de financiering van de verzorging, die was opgezet als filantropisch project. Het doel was levens redden en dat hebben deze ‘couveusepaviljoens’ ook daadwerkelijk gedaan, want het overlijdenspercentage van baby’s in deze couveuses lag lager dan op de kraamafdelingen in de ziekenhuizen!

Afb. 1: Zo zag het couveusepaviljoen op de in 1903 gehouden Exposition Internationale in Reims er vanbinnen uit. Bron: ansichtkaart collectie Thijs Gras.
Hoe is dit merkwaardige fenomeen tot stand gekomen? In 1878 bezocht de Franse gynaecoloog Étienne Stéphane Tarnier (1828-1897) de Parijse dierentuin en bekeek de broedmachines voor vogeleieren. Het leek hem wel iets voor zijn te vroeg geboren kinderen, want hun grootste probleem was warm blijven. Deze vogelcouveuse voor de mens werd een succes en sinds 1880 werkten diverse ziekenhuizen met couveuses op hun kraamafdelingen. Juist in Frankrijk was men zuinig op elk leven. Het land had net een oorlog verloren en er waren soldaten nodig voor toekomstige slagvelden.


In Marseille ontwikkelde ingenieur Alexandre Lion (1861-1934) in 1889 een grote broedmachine voor 5000 kippeneieren. Hij stelde die tentoon als attractie voor badgasten. Voor een bescheiden entreeprijs konden families, op zoek naar vertier, pas uit het ei gekropen kuikentjes bewonderen. Het jaar erop maakte hij een couveuse speciaal voor kindjes en stelde ook die tentoon. Arme mensen mochten daar hun te vroeg geboren kind naartoe brengen, die dan door een min (voedster) werd gevoed en verzorgd. Dat kostte hun niets. Alle kosten werden gedekt door de entreegelden. Lions couveuse was technisch zeer vernuftig en kon, dankzij een ingenieuze thermostaat en een stelsel van buizen waardoor warm water stroomde, de temperatuur constant houden. Hiermee was deze uitvinding superieur aan de apparaten met hete kruiken, die in ziekenhuizen gebruikt werden.
Het succes inspireerde tot het oprichten van het Oeuvre maternelle des couveuses d’enfants, een organisatie die het gebruik van couveuses overal moest stimuleren, zowel in ziekenhuizen als in thuissituaties, want in die periode waren de meeste bevallingen gewoon thuis. Lion stichtte wat je zou kunnen omschrijven als ‘couveusesalons’, op drukke plaatsen in grote steden. En om nog meer bekendheid te verwerven, stelde hij zijn couveuses, volledig in gebruik, tentoon op diverse internationale tentoonstellingen – de eerste in Lyon in 1894.

Afb 3a en 3b: Lions couveuse was technisch hoogstaand en kon beter een constante temperatuur handhaven dan de simpeler couveuses die in het ziekenhuis gebruikt werden. Bron: Ricordo dell’Esposizione Generale Italiana, Torino 1898: Oeuvre Maternelle des couveuses d’enfants, Maternité Lion. Turijn, 1898 (collectie Thijs Gras).
Toen Lion hoorde dat in 1895 een Wereldtentoonstelling in Amsterdam werd gehouden, besloot hij zijn couveuses die kant op te sturen: zijn eerste internationale avontuur. Een 21-jarige fabrieksarbeidster (die in de gevangenis een dood kind had gebaard) en een werkloze dienstbode (net bevallen van een tweeling en verblijvend in het Huis van Ontkoming van de Beth Palet Vereeniging tot Redding van Gevallenen) fungeerden tijdens deze Wereldtentoonstelling als minnen. Lions equipe had via de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen in Amsterdam premature kinderen ‘ter beschikking gekregen’ en deze werden ook wel direct in de couveuses aangebracht. Niet alle kindjes hebben het gered, maar met een overlevingspercentages van 70% deed Lion het beter dan de klinische zorginstellingen.
Zijn succes vond navolging in andere landen en – helaas – ook bij malafide personen, die dachten hier mooi mee binnen te lopen. Het meest bekend werd Martin Couney (1870-1950), die het concept van Lion meenam naar de Verenigde Staten. Hij opende op diverse attractieparken – waarvan Coney Island in New York het bekendste werd en het langste zou blijven bestaan – couveusepaviljoens, waar in de loop der jaren duizenden kinderen zijn opgevangen. Een groot deel overleefde. Couney stopte hier pas in 1943 mee.
Tussen 1894 en 1914 vonden tientallen tentoonstellingen plaats waar mensen tegen betaling kindjes in couveuses konden bekijken. Deze evenementen trokken wereldwijd miljoenen bezoekers. Zo droegen ze bij aan het normaliseren van de couveuse in de zorg voor te vroeg geboren kinderen. Dit effect is mooi terug te zien in Portugal.
Een Portugese filantroop bezocht het couveusepaviljoen van Lion op de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1900 en was onder de indruk: hij bestelde er vier om in de armenwijk El Fama in Lissabon in te zetten, waar de kindersterfte enorm was. Heel bijzonder is dat deze couveuses zijn teruggevonden en gerestaureerd. Ze zijn heden ten dage te bewonderen (maar dan zonder kindjes) in het Museu do Lactário in Lissabon.

De broedmachine als attractie. Voor ons is dat moeilijk voor te stellen, maar destijds was dit niet zo gek. Mensen waren nieuwsgierig en techniek – vooral als die een menselijke functie overnam – intrigeerde altijd enorm. Tv en internet waren er nog niet, dus als je iets met eigen ogen wilde zien, moest je naar zo’n tentoonstelling.
De broedmachine leidde tot allerlei discussies: moest je deze kinderen wel in leven houden? Tartte je daarmee niet de natuurwetten? Lion vond van niet: het werden normale kinderen, wist hij. Ook liet hij minnen met een donkere huidskleur witte kindjes voeden (en omgekeerd!). Sommige mensen zagen het als ongewenste uitbuiting en waren tegen het tentoonstellen van kindjes. Zij delfden echter het onderspit, want het wetenschappelijk nut, de educatieve waarde en het levensreddende karakter kregen de overhand. En stiekem appelleerde het aan het diepere gevoel van nieuwsgierigheid, ja misschien wel voyeurisme, dat veel mensen eigen is.


Het is wel interessant dat de moeder door het concept van de couveuse volledig buitenspel gezet werd. De moederliefde en de bijzondere band die je ontwikkelt met leven dat in je eigen buik groeit, telden niet echt mee. De moeders (of vaders) brachten hun te vroeg geboren kind en haalden het pas als het negen maanden was weer op. Ze moesten zich zo min mogelijk met de verzorging bemoeien, anders lag het kind te lang buiten de couveuse of kreeg het te weinig voeding. Dat was schadelijk voor de gezondheid. De liefde was voor daarna.
Zou een tentoonstelling van couveuses met kindjes nu veel bezoekers trekken? Ik denk het misschien wel, want een kwetsbaar kindje in een koesterende couveuse blijft een intrigerend beeld dat veel mensen met eigen ogen willen zien…