Posthuman

Pionierende rekenaarsters: het vergeten verhaal van vrouwen in de ict

23 september 2025
Artikel
Uit de tentoonstelling
Tentoonstelling Vrouwen als technologie

Voordat computers machines waren, waren het vrouwen die het rekenwerk deden. In de kantoren, laboratoria en rekenkamers van de twintigste eeuw waren ‘rekenaarsters’ onmisbaar, maar hun werk werd laag gewaardeerd en vaak onzichtbaar gehouden. Toen het maken van berekeningen van mensen naar machines verschoof, werd het ‘vrouwenwerk’ al snel het terrein van mannen. De tentoonstelling Vrouwen als technologie belicht hoe vrouwen niet alleen de eerste computers programmeerden, maar ook hoe zij geleidelijk uit het vak werden gedrukt zodra technologie economische en maatschappelijke waarde kreeg.

In dit artikel uit de Volkskrant van journalisten Simoon Hermus en Marieke de Ruiter lees je het verhaal van de vrouwen achter de eerste Nederlandse computer en hoe het kan dat vrouwen – ooit pioniers in de ict – nu vrijwel afwezig zijn in de sector.

Dit artikel verscheen op 19 januari 2024 onder de titel ‘Vrouwen in de ict, dat was vroeger gewoon. Waarom nu dan niet meer?’ en is aangevuld met beelden uit de tentoonstelling.

 


 

Vrouwen speelden een cruciale rol bij de ontwikkeling van de eerste computer in Nederland. Nu werken overwegend mannen in de ict. Waarom zijn vrouwen uit het vak ‘verdwenen’ en hoe kan de balans worden hersteld?

Door Simoon Hermus en Marieke de Ruiter

Vlak na de Tweede Wereldoorlog klinkt er gezang in een ietwat gehavend pand in de Boerhaavestraat in Amsterdam. Routineus geram op gigantische tafelrekenmachines en het gekrabbel van pennen dienen als ritmische begeleiding. Hier werken zes vrouwen onvermoeibaar aan wat zij als een ‘heel grote rekenmachine’ zien, maar wat bekend is geworden als de eerste Nederlandse computer: de Automatische Relais Rekenmachine Amsterdam, de ARRA I.

De nu 92-jarige Dineke Botterweg legde omstreeks 1950 als een van de zes rekenaars de basis van wat we nu programmeren noemen. Ze woont nog zelfstandig in een appartement in Utrecht, de foto’s van vroeger uitgewaaierd op de salontafel. ‘Hier sta ik naast de ARRA’, wijst ze. ‘Wat je ziet, is nog maar de helft. Hij was vreselijk groot, maar ook ontzettend dom. Als er één stekkertje verkeerd zat, hield-ie er mee op.’ Wat ook opvalt aan de foto: er staan alleen maar vrouwelijke ‘programmeurs’ op.

De ‘ARRA’, Amsterdam, 1952. Collectie IISG. Foto Ben van Meerendonk, CC BY-SA 2,0, via Wikimedia Commons.

Dat is nu wel anders. Waar vrouwen bij de oorsprong van de computer zo’n grote rol speelden, lijkt Nederland de afgelopen decennia een enorme stap achterwaarts te hebben gemaakt. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is slechts 16,2 procent van de ict’ers vrouw. Het is daarmee de meest gesegregeerde beroepsgroep. Nederland bungelt zelfs in de onderste regionen in Europa, waar het gemiddelde met 19 procent al niet veel beter is.

Volgens directeur Sahar Yadegari van het expertisecentrum VHTO, dat zich inzet voor meer vrouwen in bèta, techniek en ict, is dat het gevolg van de sterke stereotiepe opvattingen over wat mannen- en vrouwenberoepen zijn. Die vooroordelen lijken in Nederland nog meer ingesleten dan in andere westerse landen. ‘Harvard ontwikkelde vragenlijsten om die vooroordelen te testen’, vertelt ze. ‘In een vergelijking van 66 landen stond Nederland bovenaan met de sterkste stereotypes over gender en exacte vakken.’

Het is volgens Yadegari dus niet verwonderlijk dat veel meer Nederlandse mannen dan vrouwen in hun studie- en beroepskeuze voor tech kiezen. Dat is niet overal zo: in India is grofweg 40 procent van de programmeurs vrouw. Al wil dat niet zeggen dat daar meer gendergelijkheid is – programmeren wordt vooral gezien als een veilige baan, omdat je het vanuit huis kunt doen.

‘Soft work’
Waarom vrouwen vroeger vaker achter de knoppen zaten – de ontwerper van het eerste computerprogramma was nota bene Ada Lovelace, een vrouw – is onderzocht door journalist Clive Thompson. In zijn boek Coders beschrijft hij hoe ontwikkelaars in de Verenigde Staten zich tijdens en na de Tweede Wereldoorlog door een tekort aan werkkrachten genoodzaakt zagen vrouwen (en mensen van kleur) in dienst te nemen.

Foto Elise van den Arend

Het bouwen van computers, de hardware, namen mannen zelf nog voor hun rekening. Voor vrouwen bleef het programmeren van de apparaten over; de term software is afgeleid van soft work, vrouwenwerk. Het waren repetitieve, nauwkeurige taken waarvoor vrouwen een natuurlijke aanleg zouden hebben: alsof je instructies in een kookboek opvolgt. En net als bij het breien van een sok mocht men er geen steekje laten vallen. Daarbij waren vrouwen goedkoop en hadden ze niet zo veel andere opties. ‘Het ontwikkelen van de software werd als ondergeschikt gezien’, zegt Thompson. ‘Terwijl vrouwen echt bizarre dingen uitzochten, concepten bedachten waarvan niemand nog een flauw benul had.’

In Amsterdam kreeg de wiskundige Adriaan van Wijngaarden vlak na de Tweede Wereldoorlog de leiding over de Rekenafdeling van het splinternieuwe Mathematisch Centrum (nu CWI). Botterweg kwam er op haar 16de terecht via een advertentie in de krant. ‘Ik was net klaar met de hbs en wilde niet bij mijn moeder in de huishouding werken, dus ik moest iets bedenken waarmee ik geld kon verdienen.’ Er was niet veel nodig om een baantje te bemachtigen. ‘Ze keken alleen naar de lijsten van je eindexamencijfers, ik hoefde geen toets te maken. Maar ik had dan ook heel goede cijfers voor wiskunde.’

Dat betekende niet dat het werk makkelijk was. De vrouwen kregen gigantische berekeningen voorgeschoteld. Nu los je die met een computer in een fractie van een seconde op, maar juist bij de ontwikkeling hiervan moest nog veel met de hand. Botterweg: ‘Onze rekenmachine ging maar tot tien cijfers, terwijl we vaak met 12 of 14 cijfers moesten rekenen. Gelukkig was ik handig in itereren: dan schatte je de uitkomst en schetste je die in een grafiek, zodat je al een idee had hoe het moest lopen.’

En, heel belangrijk: alles moest foutloos. De rekenaars deden cruciaal werk voor de naoorlogse economie. Ze berekenden de draagwijdte van de vleugels van een Fokker-toestel en de invloed van storm en springtij op de Deltawerken. Zo ook stonden de rekenaars in de stromende regen aan de oever van de Maas toen de eerste supertanker van Wilton-Fijenoord te water werd gelaten – een plechtigheid waarvoor zij ondanks hun inspanningen niet waren uitgenodigd. Het waren de vrouwen die hadden uitgerekend wanneer de kop van het schip opzij moest worden getrokken zodat het door het krappe kanaal zou passen. Toen het schip recht op hen af leek te komen, hielden ze hun hart vast. Op het laatste moment draaide het precies volgens hun berekeningen bij.

Wiskundige Melba Roy Mouton (1929-1990). Foto NASA

In de jaren zeventig begonnen computerbedrijven de economische waarde van software in te zien. Daarmee groeide ook de interesse van mannen in het werk. Dat werd in 1984 versterkt met de komst van de personal computer. ‘Die belandde vaak op de jongenskamers’, zegt Thompson. ‘Vaders stimuleerden hun zonen ermee te experimenteren.’ Waar voorheen geen enkele ict-student computerervaring had, kregen jongens nu plotseling een forse voorsprong. Universiteiten selecteerden in toenemende mate op voorkennis.

Dat is terug te zien in de cijfers: van bijna 40 procent begin jaren tachtig zakte het aantal vrouwelijke ict-studenten in de Verenigde Staten naar 17 procent in 2010. Vergelijkbare cijfers voor Nederland zijn moeilijk te vinden. Uit een analyse van Techniekpact in opdracht van de Volkskrant blijkt dat hogescholen en universiteiten pas in de jaren tachtig begonnen met echte ict-opleidingen, de mbo’s zelfs pas in de jaren negentig. Op die opleidingen kwam het percentage vrouwen nooit boven de 15 procent.

Opvallend is volgens Techniekpact wel dat de informatica-opleidingen aan de vrouwenvakscholen – scholen die halverwege de jaren tachtig werden opgericht speciaal voor vrouwen – mateloos populair waren. Er moesten zelfs wachtlijsten voor worden aangelegd. Het lijkt er dus op dat er niet zozeer een gebrek aan interesse was in informatica, maar dat de context van deze studie op reguliere opleidingen afschrok. Mogelijk omdat deze opleidingen vaak voltijds waren, terwijl de lestijden op de vrouwenvakscholen waren aangepast aan de schooltijden en voorzagen in een plek bij een nabijgelegen kinderdagverblijf. Ook werd informatica op de vrouwenvakschool meer gepresenteerd als een administratieve in plaats van technische functie.

Dat vrouwen zijn ‘verdwenen’ uit de ict, is volgens Yadegeri niet alleen zonde voor werkgevers die nu zitten te springen om personeel, maar ook een maatschappelijk probleem. ‘Technologie bepaalt in toenemende mate wat we kopen, hoe we met elkaar omgaan, hoe we denken en ons verplaatsen. Het raakt alle aspecten van ons leven, dus doet het ertoe wie er aan de tekentafel van die technologie zit. Of de behoeften en problemen van alle gebruikers worden meegenomen, of alleen een en dezelfde groep.’

De klok terugdraaien
Dat er nu vooral witte mannen aan de knoppen zitten, wreekt zich al op vele manieren. Zo ontwikkelde Apple een gezondheidsapp met tientallen functies om lichaamsfuncties te meten, maar vergat het een simpele menstruatiekalender. Maken vrouwen 73 procent meer kans zwaargewond te raken bij een auto-ongeluk, omdat crashtests worden uitgevoerd met poppen die het gewicht en de lengte van een man hebben. En herkent de gezichtsherkenningsoftware vrouwen van kleur veel minder vaak (60 procent tegenover 90 procent van de mannen). ‘Het zijn bekende voorbeelden’, aldus Yadegeri. ‘Maar onbekend is: wat lopen we mis doordat je met zo’n klein groepje keuzes maakt?’

De vraag is hoe je de klok terugdraait. Volgens Thompson begint dat thuis, bij de ouders. De Carnegie Mellon-universiteit in Pennsylvania huurde in 1994 de sociale wetenschapper Jane Margolis in om uit te zoeken waarom de masteropleiding computerkunde elk jaar opnieuw meer dan 90 procent mannelijke studenten telde. Margolis interviewde grofweg honderd bachelorstudenten en ontdekte dat de jongens in hun eerste jaar al veel meer ervaring hadden met computers dan meiden, doordat vaders veel vaker met hen computerden. Moeders hielden zich afzijdig, waardoor ze dochters onbewust het voorbeeld gaven dat een computer niks is voor een vrouw. ‘De universiteit van Toronto biedt studenten die geen of weinig ervaring hebben een week voor de opleiding begint een stoomcursus aan’, zegt Thompson. ‘Universiteiten moeten zich flexibeler opstellen en mensen de kans geven. Selecteren op voorkennis is onzinnig, een achterstand halen vrouwen tijdens hun opleiding weer in.’

Volgens Yadegeri moet bovendien worden geïnvesteerd in het behoud van vrouwen in tech. Nu functioneert het carrièrepad van een bètavrouw als een lekkende pijplijn: volgens cijfers van Techniekpact kiezen op de havo en het vwo inmiddels evenveel meisjes als jongens voor een exact profiel, op het vmbo-t is dit 36 procent. Daarvan stroomt vervolgens respectievelijk slechts 27 en 49 procent door naar een technische vervolgopleiding, van alle vmbo’ers is dit 9 procent. Van de afgestudeerde vrouwelijke informatici gaat uiteindelijk maar 31 procent in een ict-beroep aan de slag.

Inclusieve werk- en leercultuur
Om meer vrouwen te binden aan de ict, is het volgens Yadegeri nodig dat er een inclusieve werk- en leercultuur wordt gecreëerd. Een waarin vrouwen zich niet harder hoeven te bewijzen en zich niet de eeuwige uitzondering voelen. ‘Een docent moet zijn les bijvoorbeeld niet lollig beginnen met: beste heren en dame’, legt ze uit. Nog belangrijker is volgens de directeur dat de ict-sector stopt met het cultiveren van de ‘geek culture’. ‘Door de ict’er te blijven profileren als de nerd met een hoodie, die Red Bull drinkt en uren achter de computer zit te coderen, ga je nooit vrouwen aantrekken.’

Sue Gardner, journalist en voormalig directeur van de Wikimedia Foundation, ondervroeg in 2014 veertienhonderd vrouwelijke programmeurs die halverwege hun carrière uit de ict vertrokken. In een interview met Thompson voor The New York Times zegt ze: ‘Aanvankelijk zijn deze vrouwen enthousiast, ambitieus.’ Maar terwijl ze de carrièreladder beklimmen, raken ze afgestompt door managers die hun mannelijke collega’s voortrekken of door seksistisch en grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. ‘Ze vertrekken niet omdat ze het werk niet aankunnen, maar omdat ze over vaardigheden beschikken die overal gewild zijn en ze de banen simpelweg voor het uitkiezen hebben. Dan gaan ze ergens heen waar ze wél gewaardeerd worden.’

De carrière van Botterweg eindigde, net als die van de meeste rekenaars, toen ze trouwde – er bestond in die tijd (1955) nog een arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen. Met de moderne computer heeft ze weinig op, maar het rekenen is ze nooit verleerd. Als haar zoon haar helpt met de onlinebelastingaangifte, heeft ze vooraf alles al tot achter de komma uitgerekend. Vroeger stond ze nog voor de kassière het totaal had berekend al met precies het juiste bedrag in haar hand. ‘Meisjes zijn nu een stuk ambitieuzer. En in onze tijd was er gewoon geen geld om meisjes naar de universiteit te sturen. Maar als ik nu jong was, had ik wel iets met wiskunde willen studeren’, mijmert ze. ‘Hoewel technische beroepen denk ik toch iets meer voor jongens zijn. Dan was het iets verzorgends geworden, arts misschien.’

Over de auteurs: Simoon Hermus is techredacteur voor de Volkskrant. Ze schrijft onder meer over AI, social media, games en big tech. Marieke de Ruiter is economieredacteur voor de Volkskrant. Ze schrijft onder meer over de arbeidsmarkt en sociale zekerheid.

Origineel artikel: Vrouwen in de ict, dat was vroeger gewoon. Waarom nu dan niet meer? | de Volkskrant. Met toestemming van de Volkskrant gepubliceerd.