Sinds de vijftiende eeuw zijn er grote hoeveelheden prenten gemaakt, waarop ontwerpen voor kunstig gemaakte voorwerpen zijn weergegeven. Zulke prenten vormden het belangrijkste medium voor de verspreiding van nieuwe soorten objecten, nieuwe stijlen, vormen en ornamenten. Als een ontwerper het ontwerp tekende met de intentie dat het als prent zou worden verspreid, had hij met andere eisen te maken dan wanneer hij een ontwerp maakte dat zou worden uitgevoerd. Vaak beeldde hij verschillende motieven of ideeën naast elkaar af, die in een echt object nooit zouden worden gecombineerd. Zijn ontwerp diende nu immers vooral ter inspiratie. Veel ontwerptekeningen voor prenten maken daarom een heel aantrekkelijke maar ook niet-realistische indruk.

Van links naar rechts: Jean Berain, ontwerp voor een schoorsteen, ca. 1700-1705. Gilles-Marie Oppenord, ontwerp voor de kast van een wandklok, ca. 1720-1730. Johann Jacob Schübler, ontwerp voor een schrijfmeubel, ca. 1724.

Een eigen taal
Wie zich tegenwoordig bezighoudt met het inspireren van anderen is Christine Jetten. Zij ontwerpt glazuren en keramische gevelbekleding in opdracht van architecten die binnen het bestaande aanbod niet kunnen vinden wat ze zoeken. In haar proces legt ze dan ook alles vast, zodat haar ontwerpen uiteindelijk ook toegankelijk worden voor de industrie. Daarbij heeft ze zelfs een eigen taal ontwikkeld om alles duidelijk te kunnen communiceren. Die bestaat niet uit tekeningen, maar uit recepten. Want tekenen met potlood, dat doet ze niet. Waarom dat zo is, vertelt ze je in onderstaande video.