Dance

Uit de tentoonstelling: digitization

18 maart 2024
Uit de tentoonstelling

De apparaten waarmee elektronische muziek in het begin werden gemaakt besloegen hele kamers. Toongeneratoren, bandrecorders, filters en kilometers kabel zorgden ervoor dat het experimenteren met deze nieuwe muziek niet voor iedereen was weggelegd. Het was de wereld van de laboratoria en onderzoeksinstituten. De ontwikkeling van transistoren en chips leidt tot een steeds snellere miniaturisering en daarmee ook prijsverlaging van elektronische instrumenten als synthesizers en drumcomputers. Japanse bedrijven zijn hierin leidend in de jaren 80. Ze betrekken allerlei muzikanten bij de ontwikkeling van hun instrumenten en zijn niet bang voor standaardisering, zodat verschillende machines met elkaar kunnen ‘praten’.  De miniaturisering zet zich steeds verder voort en maakt van homecomputers (PC, Apple, Atari, Amiga) alsmaar betere thuisstudio’s. Software verdringt de hardware steeds verder, net zolang totdat in één laptop alle ooit uitgebrachte synthesizers en drumcomputers kunnen worden geherbergd. Dit leidt tot de opkomst van de bedroom producer, die vanuit zijn of haar slaapkamer hele albums kan produceren. Met de opkomst van het internet kunnen deze producties ook over de hele wereld worden verspreid. Eerst via allerlei peer-to-peernetwerken zoals Napster, Limewire of Kazaa, en later via platforms zoals Myspace, Soundcloud, Spotify of Bandcamp.

Zoals de hardware in de software is opgelost, zo zorgt de digitalisering ervoor dat meerdere muzikale grenzen worden opgelost: de grenzen tussen genres, tussen professional en amateur, autodidact en opgeleid, rijk en arm etc. De digitalisering is een tool van emancipatie geworden, teruggrijpend op de vroege elektronische pioniers die geluid wilden bevrijden van de banaliteit en alledaagse geluiden de mogelijkheid gaven om muziek te worden.

Vroege elektronische muziek
De ontwikkeling van elektronische muziek kent volgens sommige muziekhistorici drie verschillende ‘culturen’, die alle drie als een beginpunt kunnen worden gezien. Deze ontstonden in de periode 1948-1953 in Frankrijk (Musique Concrète), Duitsland (Elektronische Musik) en de VS (Music for Magnetic Tape). Eerder in de twintigste eeuw waren er al experimenten met nieuwe elektrische dan wel elektronische instrumenten. In Nederland werden er in de jaren 50 in het Natlab van Philips experimenten gedaan met elektronische muziek vanuit de gedachte dat je de ‘gewone’ mensen thuis een concertzaalervaring zou kunnen geven. Dit mondde uit in ‘The Fascinating world of Electronic Music’, een plaat met elektronische muziek gemaakt in het lab. De elektronische muziekafdeling van Philips was geen lang leven beschoren, maar beïnvloedde wel latere (pop)muzikanten zoals Kraftwerk, Klaus Schulze en Pink Floyd.

Synth City
De eerste versies van de synthesizer kon je nauwelijks instrumenten noemen. Het waren grote machines die tonen genereerden en die je kon manipuleren door daar weer andere apparaten aan te koppelen via kabels. In de jaren 60 van de vorige eeuw was de Amerikaan Robert Moog een van de eersten die het lukte om een meer hanteerbaar instrument te bouwen. Het bestond nog steeds uit losse modules, maar het nam niet meer een hele kamer in beslag. Dat wordt gezien als het begin van de synthesizer. Daarna volgen de innovaties elkaar in rap tempo op. Het lukt Moog om al die verschillende modules kleiner te maken en in een kast onder te brengen. De ontwikkeling van transistoren en microchips brengen de boel nog verder in stroomversnelling.

In het begin is de synthesizer een curiosum, voorbehouden aan experimentele muzikanten. Wendy Carlos brengt daar verandering in met haar album Switched-On Bach uit 1968, waarop ze Bach speelt op een Minimoog. Dat album werd een daverend succes en zorgde ervoor dat een groot publiek vertrouwd raakte met het geluid van de synthesizer.

De synthesizer heeft ieder genre van populaire muziek veranderd en bracht ook nieuwe genres voort. Hoewel de synthesizer tegenwoordig een transitie heeft gemaakt van hardware naar software, is de populariteit van vintage synthesizers nog steeds groot. Ook het zelf bouwen van synthesizers is weer populair dankzij moderne elektronica en community’s op het internet.

Japan
In de jaren 80 was Japan bezig aan een ongekende economische opmars. Het zou het decennium worden waarin de Japanse industrie ging domineren. Japanse producten, van auto’s tot elektronica, kwamen bekend te staan om hun kwaliteit en innovatie. Daar profiteerden ook Japanse instrumentbouwers van. Ze gingen zich toeleggen op het produceren van goedkope elektronische instrumenten. Ze waren niet bang om te experimenteren en waren bereid overal in de wereld expertise op te halen.  Dit leidde tot interessante samenwerkingen; zo ontwikkelde de Afro-Amerikaanse nucleair elektrotechnicus en toetsenist Don Lewis samen met het Japanse Roland de legendarische 808 drumcomputer en creëerde hij samen met Yamaha de eerste en meest verkochte digitale synthesizer DX-7.  Een ander voorbeeld is het fascinerende verhaal van de Japanse Okuda Hiroko, die vers van het conservatorium met de eerste Japanse scriptie over reggae bij Casio in dienst komt en geluiden ontwerpt voor de Casio MT-40, die via allerlei toevalligheden de basis leggen voor een heel reggae-genre (Sleng Teng) in Jamaica.

In het begin werden de Japanse producten niet helemaal serieus genomen door de Amerikaanse industrie. De Japanse drumcomputers en synthesizers klonken anders dan de Amerikaanse. Het waren geen perfecte nabootsingen van ‘echte’ instrumenten. Dit was juist wat de jonge house- en technoproducers aansprak. Zij gingen vrij experimenteren met de apparaten en ontwikkelden nieuwe geluiden, waaruit hele genres ontstonden.

Tegenwoordig zijn de Japanse bedrijven de dominante factor in de elektronische muziekwereld, hoewel ook hier geldt dat alles nagebootst kan worden op een laptop. De Amerikaanse bedrijven zijn bijna allemaal verdwenen of opgekocht door hun Japanse concurrenten.

Thuiscomputers
Al redelijk vroeg in de ontwikkeling van de elektronische muziek werd de computer erbij gehaald om te helpen de muziek te creëren en te componeren. Dit waren vrij kostbare machines die alleen in geavanceerde studio’s te vinden waren. In de jaren 80 kreeg de computer steeds meer een plek bij een algemeen publiek. De  zogeheten homecomputer werd dan ook al gauw gebruikt om muziek mee te maken. Eind jaren 80 kwamen de eerste huiscomputers die konden communiceren met synthesizers en drumcomputers. Dit maakte het mogelijk om thuis op te nemen en je nummer te bewerken. In de jaren daarna werden computers steeds krachtiger. Op een gegeven moment konden ze zelfs klinken als alle synthesizers en drumcomputers ooit geproduceerd. Op je laptop kon je duizenden instrumenten nabootsen en had je je studio altijd bij je in je tas.