Modern Neder­­land 1963-1989

De ontwerper: van zelf­productie tot industrie

2 februari 2021
Artikel

De beperkte ontwikkeling van de Nederlandse industrie vanaf de jaren zeventig betekende ook een gedwongen vrijheid voor jonge ontwerpers die vaak met kleine series handmatig vervaardigde producten een nieuwe werkwijze ontwikkelden. Deze vrije vormgeving van zelf producerende ontwerpers zou rond 1980 een nieuwe bijdrage aan het Nederlandse ontwerplandschap vormen.

Die Nederlandse traditie van vrije vormgeving of auteursdesign had ook een oorsprong in de studiobeweging die op het gebied van glas, keramiek en textiel een nieuwe vrij­heid van de ambachtskunsten voorstond. Op die manier ontstond ook een span­nings­veld: aan de ene kant was er het unieke object, gericht op galeries en musea. Aan de andere kant hadden veel ontwerpers de ambitie om een democratisch en moreel goed product voor een groot publiek te vervaardigen. Dit resulteerde soms ook in de sugges­tie van serieproductie door middel van een industrieel uiterlijk van het handmatig vervaardigde ontwerp.

De moderne Nederlandse ontwerpers toonden interesse voor ambacht­elijk vervaardig­de producten en kleine series, maar ook voor hard core industrial design dat slechts in een enkel geval ook massaproductie betrof. Ontwerpers als Bruno Ninaber van Eyben (1950) en Gijs Bakker (1942) ontwierpen producten als unicum, in kleine oplagen en in grote series.

“Toen ik de Licht-Raum-Modulator van László Moholy-Nagy en de producten van het Bauhaus in het Van Abbemuseum zag, wist ik welke kant ik op moest. Geen unieke stukken, maar serieproducten, ontwerpen waaraan steeds wat te verbeteren valt en onderzoek mogelijk is.” — Bruno Ninaber van Eyben, ontwerper (2019)

(Contrapunt)

De ambitie van de overheid om Nederland na de Tweede Wereldoorlog om te vormen tot een industriële samenleving, bleek in de loop van de jaren zestig steeds minder realistisch te zijn. De textielindustrie vertrok uit Nederland, de auto-industrie bleef beperkt van omvang en de grootschalige meubelindustrie decimeerde of ging failliet. Het gebrek aan industriële opdrachtgevers betekende een gebrek aan mogelijkheden voor de ontwerpopleidingen die sinds halverwege de jaren vijftig voor de nieuwe industrie waren opgericht. Veel ontwerpers bleven als eenmansbedrijfjes werkzaam, maar vanaf respectievelijk 1962 en 1963 zouden Teldesign in Den Haag en Total Design in Amsterdam met een multidisciplinair team te werk gaan.

Hoewel een integrale ont­werp­opdracht van liefst ruimtelijke, product- en grafische vormgeving het gedroom­de uitgangspunt was, zouden beide ontwerpbureaus hoofd­zakelijk bedrijfsstijlen en corporate identities als opdrachten krijgen. In de jaren tachtig ontstond een nieuwe generatie grotere full service ontwerpbureaus als Landmark te Rotterdam en NPK (Ninaber, Peters, Krouwel) te Leiden, beide grotendeels met ontwerpers afkomstig van de TU Delft.