Modern Neder­­land 1963-1989

De publieke ruimte: kunst in de publieke ruimte

2 februari 2021
Artikel

Lang is in Nederland het adagium van Thorbecke gehuldigd dat kunst geen zaak van de overheid is. Dat veranderde na de Tweede Wereldoorlog, of eigenlijk: al in de Tweede Wereldoorlog. Als directe bemoeienis van de Duitse dictator Adolf Hitler (1889-1945) werden eerst in nazi-Duitsland vanaf 1933 en vervolgens ook in bezette landen als Nederland vanaf 1940 de kunstsubsidies enorm vergroot en de opdrachten aan kunstenaars en ontwerpers flink uitgebreid. Na de Tweede We­reld­oorlog volgde de Nederlandse overheid dit beleid, al verwees het daarbij niet naar de nazi-oorsprong.

De bemoeienis met de kunsten was eerst nog incidenteel, maar groeide vanaf de jaren vijftig en zeker in de loop van de jaren zestig uit tot een systeem van subsidies, beur­zen en opdrachten voor ontwerpers en kunstenaars. De wetgeving en de be­stuur­lijke beslissingen op dit gebied hadden veel en vergaande gevolgen, zoals de Beeldende Kunstenaars Regeling (van 1956-1987), de oprichting van centra voor kunstuitleen en artotheken (vanaf 1970) en de zogenaamde percentageregeling beeldende kunst die in de vorm van de brochure ‘Decoratieve aankleding van rijksgebouwen en scholen’ in 1963 een bouwsom voor artistieke bijdragen vastlegde.

Betonnen sculptuur ‘Sylvette’ door Pablo Picasso en Carl Nesjar in Rotterdam, 1993. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Maar in de praktijk vond het nieuwe overheidsbeleid eerst maar moeilijk zijn weg. Dat is goed te zien aan de verwerving en plaatsing van het beeld Sylvette van Pablo Pi­cas­so (in samenwerking met de Noorse kunstenaar Carl Nesjar (1920-2015) in Rot­ter­dam. Hoewel Picasso (1881-1973) ook in Nederland een zeer bekend boegbeeld van de inter­nationale moderne kunst was, kreeg het beeld niet als vanzelf een plek in Rot­ter­dam. De gebombardeerde stad had weliswaar een ambitieuze naoorlogse traditie van fan­tas­tische beelden in de publieke ruimte als De Verwoeste Stad van Ossip Zadkine (1890-1967) en het grote constructivistische beeld aan de Coolsingel van Naum Gabo (1890-1977). Deze werden allemaal betaald door Rotterdamse bedrijven als De Bijenkorf, Unilever en Van Leer.

Sylvette was echter een overheidszaak. Ondanks Picasso’s bekende naam en diens persoonlijke goedkeuring leidde dat tot een zeer felle discussie in de pers en tot honderden overwegend negatieve reacties van het Rotterdamse publiek in de krant. Culturele voortrekkers van de Rotterdamse burgerij als de verzamelaar Piet Sanders (1912-2012), de directeur van Museum Boijmans Van Beuningen Coert Ebbinge Wubben (1915-2014) en cultuurwethouder Nancy Zeelenberg (1903-1986) maakten zich sterk voor de komst van het aanvankelijk 22 meter hoog gedachte beeld. Het mocht niet baten, het beeld kwam er niet, althans niet op dat formaat en niet zoals gepland op een open plek bij de Kralingse Plas.

“And how’s Picasso? Has he turned up already? I am anxious to move on, but so you will be, I guess.” — Ben Weehuizen, Hoofd Cultuur gemeente Rotterdam aan Carl Nesjar (1964)

(Contrapunt)

De kansen van Sylvette keerden in 1970 tijdens de grote manifestatie C70 (Com­muni­catie 70) in Rotterdam. Een onderdeel van de manifestatie was een kunstfestival met een behoorlijk budget waardoor voorzitter Piet Sanders zijn kans schoon zag. Zonder veel overleg bestelde hij bij Nesjar/Picasso een verkleinde versie van Sylvette. Dit keer waren het niet alleen de Rotterdammers maar ook de jonge moderne kunstenaars die ageerden tegen de komst van de Picasso. Zij hadden op verzoek van C70 plannen gemaakt voor het Schouwburgplein in het hart van de lege stad, plannen die een nieuwe generatie formele en ludieke kunst vertegenwoordigden. Hoewel de Rot­ter­damse bevolking werd uitgenodigd mee te denken over de artistieke invulling van het plein, kon de nieuwste kunst op nog veel meer negatieve reacties van het publiek rekenen. Ook de jonge kunstenaars wezen Sylvette van de beroemde Picasso als een statusbeeld af en vonden vooral dat zij aan de beurt waren.

Sylvette kwam er nu wel, niet zoals eerst bedacht in Kralingen, maar voor het Bouw­centrum nabij het Centraal Station. Van de jonge garde werd het beeld van André Volten (1925-2002) uitgekozen, een abstracte sculptuur die te midden van de ludieke plannen voor het Schouwburgplein van kunstenaars als Marinus Boezem (1934), Marcel Broodthaers (1924-1976) en Pieter Engels (1938) in ieder geval een concreet karakter had. Sylvette kreeg overigens later een plek voor Museum Boijmans Van Beuningen, als onderdeel van vele honderden door de overheid betaalde kunstwerken die vanaf de jaren zestig in de Rotterdamse publieke ruimte werden geplaatst.

“Het moge dan waar zijn, dat thans grote weerstanden worden geuit in artistieke en kunstminnende kringen hier ter stede, daar staat tegenover dat een zo erkend expert als jhr. Sandberg uiterst positief staat tegenover het initiatief van dit project.” — Verslag vergadering gemeenteraad Rotterdam (1970), met dank aan Siebe Thissen (1960)