Posthuman

Zó Posthuman (1): Open je ogen

19 juli 2021
Artikel

Deze column van Fredric Baas is de eerste in een terugkerende reeks. Hierin deelt de conservator zijn inzichten over alles wat met ‘posthuman’ te maken heeft.

Posthuman; als je ogen eenmaal geopend zijn zie je het overal. Maar wat is het eigenlijk? De tentoonstelling BodyDrift – Anatomies of the Future die vorig jaar in Design Museum Den Bosch te zien was, trachtte die vraag – in relatie tot het menselijk lichaam – te beantwoorden. Op het online platform De Derde Verdieping, dat in samenhang met dit project ontstond, is door verschillende auteurs dieper op dit brede thema ingegaan. Inmiddels ben ik zo’n lange tijd in het onderwerp ondergedompeld dat ik vrijwel alles door die bril bekijk.

Het gezegde ‘Iemand met een hamer ziet in alles een spijker.’, lijkt dan ook op mij van toepassing. Desalniettemin zal ik in deze eerste van een reeks columns proberen uit te leggen wat Posthuman inhoudt door te wijzen op onderwerpen of ontwikkelingen die daar volgens mij een voorbeeld van zijn. Om te beginnen zal ik me richten op projecten die te maken hebben met het museum en onze eigen invalshoek daarbij; het menselijk lichaam. Dus hierbij pak ik de hamer weer op. En vergeef me mijn twee linkerhanden.

In zijn boek ‘Dude, Where’s My Jetpack?’ vraagt auteur Daniel H. Wilson zich af waarom we nog niet over de ons voorgespiegelde wonderen uit de science fiction-films van weleer beschikken. Vaak is dat – ondanks vele tevergeefse pogingen – een kwestie van technologie én veiligheid. Zoals het jetpack uit de titel mooi illustreert. Impliciet laat het boek ook zien hoe de hooggespannen verwachtingen voor de toekomst vooral de preoccupaties weergeven van het tijdperk waarin de fantasie is ontstaan.

Elk toekomstbeeld is eerst en vooral een tijdsbeeld. Zo weerspiegelt de wel erg persoonlijke diplomatie van captain Kirk uit de eerste generatie Star Trek de love & happiness-vibe van de Sixties. En de twee machtsblokken uit de eerste Star Wars-reeks zijn zo exemplarisch voor de Koude Oorlog dat president Reagan zich de terminologie van de film onbewust leek toe te eigenen toen hij de Sovjet-Unie een “evil empire” noemde.

In het werk van individuele ontwerpers en vormgevingscollectieven uit het Oostenrijk van de jaren zestig en zeventig dat nu in de tentoonstelling Radical Austria – Everything is Architecture te zien is, is iets soortgelijks aan de hand. Veel voorspellingen – al was dat vaak niet de insteek van de projecten – zijn niet uitgekomen. Inflatables, vergeef me de metafoor, zijn nooit echt van de grond gekomen.

En de architectuurpillen van Hans Hollein zijn ook nog niet verkrijgbaar. Wel zijn deze werken krachtige en in hun tijd radicale manifestaties van de wens om de architectuur en daarmee de wereld diepgaand te veranderen. En daarbij bleek een aantal van de deelnemers de veranderende rol van en opvattingen over het menselijk lichaam wel scherp te voorzien.

Haus-Rucker-Co, Wohnraum im Raum, 1967. Collectie Lentos Kunstmuseum, Linz. Foto door Mike Bink.

Zo lijken bijvoorbeeld Walter Pichler en Haus-Rucker-Co met hun wearables vooruit te wijzen naar de wereld waarin we nu leven. Deze wordt gedomineerd door ontwik­ke­lingen die geschaard kunnen worden onder de noemer posthuman. Dat zou van voornoemden proto-posthumans maken. Dat is misschien wat al te kort door de bocht, maar aspecten van wat we nu posthuman noemen zijn zeker herkenbaar.

Walter Pichler, Kleiner Raum – Prototyp 4, 1968. Rechten bij Wien Museum, Wenen. Foto door Christian Skrein.

De helmen van Pichler zijn prachtige, vroege voorbeelden van het inzetten van (draagbare) technologie om de gevolgen van diezelfde technologie tegen te gaan. Ze isoleren de drager van de buitenwereld en de barrage van de massamedia.

Het Mind Expanding Program van Haus-Rucker-Co is overduidelijk een kind van zijn tijd in de wijze waarin licht, geluid, kleur en environments worden ingezet om een psychedelische ervaring op te roepen. Tegelijkertijd is de wens het menselijke sensorum te overstijgen door er de grenzen van op te zoeken erg verwant aan de anti-antropocentrische houding die het posthuman-gedachtegoed kenmerkt.

Haus Rucker-Co, Mind Expander II, 1969. Rechten bij mumok – Museum moderner Kunst Stiftung Ludwig Wien, in bruikleen van de Artothek des Bundes.

In meer algemene zin is de anti-modernistische houding van veel makers in retrospect opvallend. Enerzijds wordt er soms, zoals in vroege werk van Hollein en Günther Feuerstein, teruggegrepen op premoderne rituelen en archetypen. Anderzijds worden er door bijvoorbeeld Angela Hareiter futuristische voorstellen gedaan voor een nieuw nomadisme.

Het huidige posthumanisme gaat nog een stap verder. Na het postmodernisme wordt nu de hele humanistische traditie, samen te vatten als het Verlichtingsdenken, kritisch en diepgravend bevraagd.

Angela Hareiter, Future House, 1966-1967. Rechten bij FRAC Centre, Orléans.

De verbanden die ik leg, lijken misschien vergezocht, maar ik ben er zeker van dat na een (herhaald) bezoek aan de tentoonstelling ze ook aan u zullen openbaren. Zoals vaak het geval is, zijn het niet zozeer de grote gebaren, de megastructuren of inflatables, die blijken aan te slaan. Het zijn de kleinere, subtielere signalen, in dit geval met betrekking tot het menselijk lichaam, die uiteindelijk in de toekomst – ons heden – blijken te resoneren. Of is hier de hamer in mijn hand aan het woord? Een gereedschap dat u als bezoeker overigens niet de museumzaal mee in mag nemen.